In het jaar 1505 doet de jonge Martin Luther tijdens een hevig onweer de belofte dat hij tot het klooster zal toetreden. Verscheurd door een gevoel van eigen zondigheid en angst voor een straffende God wordt Luther al snel door zijn biechtvader op pelgrimstocht gestuurd naar Rome. Daar komt hij in aanraking met de levendige handel in relikwieën en aflaten van de Rooms-katholieke kerk. Terug in Wittenberg wordt Luther benoemd tot doctor en hij begint colleges te geven. In deze periode schrijft hij zijn 95 stellingen tegen de aflaatverkoop. Hierdoor komt hij in een ernstig conflict met de Rooms-katholieke kerk. De paus doet er alles aan om Luther zover te krijgen dat hij zijn leer herroept. Martin Luther wil echter vasthouden aan de bijbel.